Het belang van zelfzorgvermogen

Naar de zelfzorgtheorie van Dorothea Orem

Visie op zorg

Binnen Lancae staan we in nauw contact met allerlei zorgprofessionals. Zowel artsen als verpleegkundigen specialisten en physician assistants, bevragen we op hun visie op zorg en wanneer deze effectief is.

In het beoordelen van kritische competenties binnen assessment en coaching, is het begrip hiervan noodzakelijk. In de zelfzorgtheorie van Dorothea Orem worden zowel zelfregie van de patiënt als het systemisch aspect gecombineerd. 

Relevante achtergronden van deze theorie zijn, dat er uitgegaan wordt van de afwezigheid van gezondheid in plaats van de aanwezigheid van ziekte. 

De theorie richt zich op het vermogen van elk individu om voor zichzelf te zorgen. Dit vermogen wordt het zelfzorgvermogen genoemd en vormt volgens Orem de verbindende schakel tussen zelfzorg en zelfzorggedrag. Het verschilt of en in welke mate iemand gebruik kan maken van zijn zelfzorgvermogen: het kan volledig, gedeeltelijk (ziekte, handicap), of helemaal niet (coma, dementie) gebruikt worden. Het zelfzorgvermogen is dus per individu verschillend en moet ook per individu en situatie beoordeeld worden. 

Zelfzorgbehoeften

Wat is nodig om goed te leven, je te ontwikkelen en gezond te blijven? Oren spreekt hierbij over de vereiste zelfzorg en onderscheidt drie categorieën van zelfzorgbehoeften:

  1. Universele zelfzorgbehoefte: de behoeften die voor elk mens gelden. Bijvoorbeeld behoefte aan lucht, voedsel en vocht.
  2. Ontwikkelingsbepaalde zelfzorgbehoefte: de behoefte die door de levensfase van de mens en de ontwikkeling die hij/zij daarin doormaakt, worden bepaald.
  3. Gezondheidsbepalende zorgbehoefte: de eisen die, ziek of gehandicapt-zijn, aan zelfzorg van de mens stelt. Bijvoorbeeld leren omgaan met handicap. 

Om aan deze behoeften te voldoen, kan dit anamneseformulier worden gebruikt. Hier staan per categorie voorbeeldvragen beschreven om tot een objectieve ‘Orem-anamnese’ te komen.